Homonymie

Schrijver: Laura McKinney
Datum Van Creatie: 7 April 2021
Updatedatum: 1 Juli- 2024
Anonim
L’HOMONYMIE. Capsule pédagogique de grammaire
Video: L’HOMONYMIE. Capsule pédagogique de grammaire

Inhoud

De homonymie Het is de relatie die wordt gelegd tussen twee of meer woorden die hetzelfde zijn geschreven of uitgesproken, maar verschillende betekenissen hebben. Bijvoorbeeld: rooster (afbrokkelen) / krassen (om strepen te maken), bellen (werkwoord "bellen") / bellen (dier).

Omdat ze geen semantische kenmerken delen, hebben homoniemen verschillende vermeldingen in het woordenboek.

  • Zie ook: Homonieme woorden

Soorten homominie

  • Homofonie Homofoonwoorden klinken hetzelfde, maar worden anders gespeld en hebben verschillende betekenissen. Bijvoorbeeld: Gaan (werkwoord “to go), hek (dichtbij).
  • Homografie. Homografische woorden worden hetzelfde gespeld en hetzelfde gespeld, maar ze hebben verschillende betekenissen. Bijvoorbeeld: Bank (financiële entiteit), Bank (meubelstuk)
  • Zie ook: zinnen met homoniemen

Voorbeelden van homonymie

HOMOFONIE


  1. NAAR (voorzetsel) / Hij heeft (vorm van het werkwoord "hebben").
  2. Bank (bank of financiële entiteit) / Bank (meubels om op te zitten) / Bank (vorm van het werkwoord "bank") / Bank (set van vissen).
  3. Wauw (vorm van het werkwoord "to go") / Hek (hek, omheind) / BES (fruit).
  4. Krassen (om strepen te maken) / Rooster (om iets af te brokkelen).
  5. Pool (mast) / Tot (voorzetsel).
  6. Vind (vorm van het werkwoord "zoeken") / Beuken (vorm van het werkwoord "hebben") / The Beuken (stad Holland).
  7. Onthullen (om iets bekend te maken of om een ​​foto zichtbaar te maken) / Rebel (in opstand komen).
  8. Mannetje (Mens) / Baron (adellijke titel).
  9. Boot (boot) / Boot (vorm van het werkwoord "botar") / Stemmen (vorm van het werkwoord "stemmen").
  10. Haar (lichaamshaar) / Mooi (synoniem voor schattig, mooi).
  11. Hij had (vorm van het werkwoord "hebben") / Buis (cilindervormig stuk).
  12. Gooide uit (vorm van het werkwoord "gooien") / Gedaan (vorm van het werkwoord "doen") / Gedaan (zelfstandig naamwoord, synoniem van gebeurtenis).
  13. Belasting (om een ​​belastingdruk op te leggen) / Vermelding (neem een ​​beeld of geluid op).
  14. B' olie (vorm van het werkwoord "koken") / Gras (plant, groente).
  15. Golf (water rimpel) / Hoi (groet).
  16. Schoen (om een ​​hoefijzer te spijkeren) / Err (synoniem voor falen).
  17. Tijd (maat van tijd) / Bidden (vorm van het werkwoord "bidden").
  18. Oh (uitdrukking van pijn) / Er zijn (vorm van het werkwoord "hebben").
  19. Blader door (om de pagina's van een boek om te slaan) / Bladeren (kijk naar).
  20. Bident (met twee tanden) / Ziener (waarzegster).
  21. Izo (om een ​​vlag op zijn paal te hijsen) / Deed (vorm van het werkwoord "doen").
  22. Koe (dier) / Dak (ondersteuning om bagage te laden).
  23. Sumo (Japans worstelen) / Sap (natuurlijk sap).
  24. Sling (met diepte) / Golf (kromme).
  25. Stemmen (vorm van het werkwoord "stemmen") / Bot (vorm van het werkwoord "stuiteren").
  26. Opbrengst (vorm van het werkwoord "opgeven") / Zijde (soort stof)
  27. Praten (vorm van het werkwoord "spreken") / Verzachtend (vorm van het werkwoord "verzachten").
  28. Naar (voorzetsel) / Azië (continent).
  29. bergketen (gereedschap) / Dichtbij (vorm van het werkwoord sluiten).
  30. het viel (landvorm, eiland) / Eelt (vorm van het werkwoord "zwijg").
  31. Het viel (vorm van het werkwoord "vallen") / Eelt (vorm van het werkwoord "zwijg").
  32. Senaat (kamer van wetgevende macht) / Cenado (vorm van het werkwoord “eten”).
  33. koken (kookmodus) / Naaien (van naaien met naald en draad).
  34. Kreek (vorm van het werkwoord "rollen") / Stroom (Waterlichaam).
  35. Estivo (van zomer, zomer) / Opbergruimte (goederen laden en lossen in de haven).
  36. Blaten (geluid van de schapen) / Geldig (vorm van het werkwoord "valideren").
  37. Roman (groentje) / Nobel (prijs).
  • Meer voorbeelden in: Zinnen met homofoonwoorden

HOMOGRAFIE


  1. Liefde (vorm van het werkwoord "liefhebben") / Liefde (eigenaar).
  2. Duur (wat duur is) / Duur (synoniem voor gezicht).
  3. Sirene (apparaat dat geluid uitzendt) / Sirene (mariene nimf).
  4. ik voedde op (dier) / ik voedde op (vorm van het werkwoord "verhogen").
  5. Kanaal (televisie- of radiostation) / Kanaal (aquaduct).
  6. Waardebon (vorm van het werkwoord "waard") / Waardebon (synoniem voor bonus).
  7. besnoeiing (koninklijke familie of entourage) / besnoeiing (vorm van het werkwoord "knippen").
  8. Cobra (vorm van het werkwoord "opladen") / Cobra (dier).
  9. Bel (dier) / Bel (vorm van het werkwoord "bellen").
  10. Koper (metaal) / Koper (vorm van het werkwoord "charge").
  11. Kaap (militaire kwaliteit) / Kaap (omgaan met) / Kaap (punt van land dat de zee doordringt).
  12. ik wist (wie heeft wijsheid) / ik wist (vloeistof uit planten)
  13. Sumo (vorm van het werkwoord "toevoegen") / Sumo (Japans gevecht)
  14. Hoofdstad (erfgoed) / Hoofdstad (centrum van een land, staat of provincie).
  15. Laag (vorm van het werkwoord "naar beneden gaan") / Laag (die is kort).
  16. Pop (lichaamsdeel) / Pop (kinderspeelgoed).
  17. Wijn (vorm van het werkwoord "komen") / Wijn (alcoholische drank op basis van druiven).
  18. Plakken (te verbinden met lijm) / Plakken (raken).
  19. Naald (klokwijzer die uur, minuut of seconde aangeeft) / Naald (item om te naaien).
  20. Tent (soort vis) / Tent (Campingwinkel).
  21. Taal (lichaamsdeel) / Taal (code).
  22. Dichtbij (die zich op korte afstand bevindt) / Dichtbij (omheind).
  23. Niets (niet bestaand) / Niets (vorm van het werkwoord "zwemmen").
  24. Stemmen (papier waarin een keuze wordt uitgedrukt) / Stemmen (vorm van het werkwoord "stemmen")
  25. Eten (vorm van het werkwoord "eten") / Eten (leesteken).
  26. Kat (mechanisch instrument) / Kat (dier).
  27. Toetsen (hotelmedewerker) / Toetsen (items om vast te maken).
  28. Kop (top van een boom) / Kop (glas om wijn of champagne te drinken) / Kop (onderscheiding, trofee).
  29. Rivier (vorm van het werkwoord "lachen") / Rivier (waterstroom).
  30. Zout (natriumchloride) / Zout (vorm van het werkwoord “vertrekken”).
  31. Bedrag (vorm van het werkwoord "monteren) 2 / Bedrag (hoeveelheid van iets).
  32. Limoen (fruit) / Limoen (hoofdstad van Peru) / Limoen (archiveringstool).
  33. Bel (vorm van het werkwoord "bellen") / Bel (dier).
  34. bergketen (berg) / bergketen (gereedschap).
  35. Staart (rij) / Staart (lijm) / Staart (tip).
  36. Pak (kledingstuk) / Pak (vorm van het werkwoord "brengen").
  37. Rechtsaf (universiteitscarrière) / Rechtsaf (bijvoeglijk naamwoord, dat recht is).
  38. saus (bereiding bij maaltijden) / saus (soort dans).
  39. druk op (gedrukte publicatie) / druk op (van het werkwoord "pers") / druk op (comprimeermachine).
  40. Bankieren (vorm van het werkwoord "bank") / Bankieren (financiële entiteit).
  41. Gaan (vorm van het werkwoord "to go") / Gaan (vorm van het werkwoord "zien").
  • Meer voorbeelden in: Zinnen met homografische woorden



Populaire Artikels

Levende en niet-levende wezens
Future simple in het Engels (wil)
Woorden met sa-, se-, si-, so-, su-